We rijden door naar Nelson waar we een kampeerplek vinden aan de kust. Er staat nog een camper en twee vissers met hun busjes. Een prima plek om de nacht door te brengen. Maar al gauw wordt het drukker met mensen waar wij niet zo op zitten te wachten. Jongens stappen uit hun auto's en drentelen zenuwachtig rond. De muziek gaat hard aan. Dan rijden er twee weer weg en laten één auto achter. Er komen nieuwe auto's met veel herrie en kabaal. Het voelt een beetje unheimisch. We trekken de gordijnen dicht, doen de deur op slot en zetten onze eigen muziek maar aan. Gelukkig schijnt de volgende dag de zon en is iedereen vertrokken. Maar echt lekker slapen is het niet op deze manier.
We hebben zin in zon, zee en strand en reizen naar het Abel Tasman National Park. De enige camping in dit gebied is te bereiken via een 10 kilometer lange onverharde weg, die ons over de bergen bij de kust brengt. De camping met ruimte voor 850 personen is in het hoogseizoen vol. Nu staan er her en der wat tentjes en het voelt alsof we helemaal alleen midden in de natuur staan. Met aan de ene kant de bergen en aan de andere kant de prachtige zee, met gouden stranden.
We wandelen langs de kust en door het bos. Zwemmen in de nog koude zee. Drinken wijn op het strand en voelen ons de koning te rijk. Totdat de gevolgen van de sandflies duidelijk worden. Nooit gedacht dat kleine vliegjes voor zoveel ellende kunnen zorgen.
Na drie nachten is het genoeg. We trekken verder naar het meest noordelijke puntje van het zuidereiland, Farewell Spit. Een zandbank van 25 kilometer zorgt voor wadden aan de binnenkant van de zandbank en wilde kust aan de buitenkant met prachtige duinen en duinmeertjes er tussenin. We maken twee wandelingen. De eerste dag is het bijna windstil en grijs. De tweede dag waait het als een dolle, maar schijnt de zon. Het levert prachtige plaatjes op én.... 2 zeeleeuwen tot slot.